Wat is het?
Er is sprake van een nasaliteitsstoornis of neusspraak wanneer de resonantie (de klank) van de spraak afwijkend is. De spraak klinkt te veel of juist te weinig door de neus. Tijdens het spreken moeten de meeste klanken door de mond worden gevormd. Het zachte gehemelte wordt hierbij opgetrokken. Hierdoor wordt de mondholte aan de achterzijde afgesloten, zodat er geen lucht door de neus ontsnapt. Slechts bij drie spraakklanken, de /m/, /n/ en /ng/, is er geen afsluiting nodig, zodat deze klanken door de neus klinken. Door de werking van het zachte gehemelte kan dus een onderscheid gemaakt worden tussen door de mond gevormde en door de neus gevormde klanken.
Nasaliteitsstoornissen zijn in drie soorten te onderscheiden:
- De open neusspraak. Deze is het meest storend voor de verstaanbaarheid. Tijdens het spreken ontsnapt teveel lucht via de neus bij de klanken die door de mond gevormd worden. De oorzaak van open neusspraak kan een aangeboren lip-, kaak- en/of gehemeltespleet zijn. Andere oorzaken zijn een aangeboren te kort gehemelte, verlamming van de spieren van het zachte gehemelte (na een hersenbloeding bijvoorbeeld) of verminderde spierkracht in het gehemelte (zoals bij multiple sclerose en de ziekte van Parkinson). Soms is gewoontevorming de oorzaak van de gestoorde nasaliteit, zoals kan gebeuren na verwijdering van de neusamandel.
- De gesloten neusspraak: de spraak klinkt verstopt. De oorzaak kan een scheef neustussenschot zijn, maar ook kunnen één of meer neuspoliepen, een vergrote neusamandel of gezwollen neusslijmvliezen voor te weinig resonantie door de neus zorgen.
- Een combinatie van beide vormen: de gemengde neusspraak.
De KNO-arts stelt de diagnose.
Wat doet de logopedist?
De logopedist onderzoekt de mate van de nasaliteitsstoornis en de invloed daarvan op de verstaanbaarheid. Het nut van een logopedische behandeling is afhankelijk van de oorzaak. In sommige gevallen moet eerst medisch of chirurgisch ingegrepen worden, voordat de logopedische behandeling kan beginnen. Ook het resultaat van de logopedische behandeling is hiervan afhankelijk.
- Bij open neusspraak zal de behandeling bestaan uit oefeningen om de gehemeltespieren te activeren en een energieke uitspraak aan te leren.
- Bij gesloten neusspraak zal het accent liggen op het beter leren gebruiken van de neusweg.
- De behandeling van de gemengde neusspraak bestaat uit een combinatie.
In alle gevallen wordt op een systematische manier het spraakgedrag veranderd.
Slissen en lispelen
Wat is het?
Bij slissen of lispelen wordt de S verkeerd uitgesproken. Door te slappe tongspieren of te weinig beheersing van de tongmotoriek klinkt de S onzuiver. In ernstige gevallen wordt het spreken hierdoor slecht verstaanbaar en soms als zeer storend ervaren. Sociaal gezien kan zo’n foute S tot gevolg hebben dat een kind er in de klas mee geplaagd wordt. Volwassenen kunnen problemen verwachten als zij een spreekberoep kiezen. Slissen kan op verschillende manieren veroorzaakt worden. De tong wordt bijvoorbeeld naar voren tussen de tanden geduwd waardoor een onzuivere S wordt gehoord. Soms wordt ook bij andere klanken de tong naar voren geduwd, zoals de L, N, T en de D. De tong kan zijwaarts breed tussen de zijtanden of kiezen worden geschoven. Ook dan ontstaat een onzuiver S-geluid. Kinderen of volwassenen met een open beet, bij wie er te veel ruimte is tussen de onder- en boventanden, zullen hun tong vaak tussen de opening van de tanden duwen, waardoor een foutieve S wordt gehoord. Als de S verkeerd wordt uitgesproken, zijn andere klanken, zoals de Z, SJ en ZJ, vaak ook fout.
Slissen en lispelen gaan vaak samen met afwijkende mondgewoonten. Door het slissen of lispelen kan de stand van het gebit beïnvloed worden. De tong duwt, door de voorwaartse of zijwaartse bewegingen de tanden uit elkaar waardoor bijvoorbeeld een open beet ontstaat. Gebitscorrectie heeft in zo’n geval alleen effect als ook het slissen en de eventuele afwijkende mondgewoonten worden afgeleerd. Slissen of lispelen ontstaat meestal tijdens de spraakontwikkeling, maar kan op alle leeftijden voorkomen.
Wat doet de logopedist?
De logopedist gaat na wat de oorzaak van het slissen is. Het onderscheid tussen een goede en een foute /s/ wordt aangeleerd; hierbij worden het luisteren, kijken en voelen ingeschakeld. Met mondmotoriek oefeningen worden de spieren in de mond versterkt en men leert de tong op de juiste wijze te gebruiken.
Eerst wordt geleerd alleen de S goed uit te spreken, daarna volgt de S in lettergrepen, woorden en zinnen. Tenslotte moet de goede uitspraak gebruikt worden in het gewone spreken. Het resultaat van de behandeling hangt af van de oorzaak van het slissen, en van factoren als leeftijd, motivatie en inzet.
Verbale ontwikkelingsdyspraxie
Wat is het?
Bij sommige kinderen komt het leren praten maar niet of moeizaam op gang. Eén van de oorzaken van het niet of verkeerd spreken kan een verbale ontwikkelingsdyspraxie zijn. Dit is een spraakstoornis die te maken heeft met de beweging: de mond wil niet op de juiste manier bewegen. Het kind heeft problemen met het programmeren, afstemmen en controleren van de bewegingen die nodig zijn voor het spreken. Door deze stoornis zijn de klanken die het kind maakt soms onherkenbaar of ze komen in het woord op de verkeerde plaats terecht. Het komt voor dat het kind de klank wel in het ene woord kan maken en niet in het andere. Het kan zelfs zo zijn dat een klank of woord niet uitgesproken kan worden, terwijl het op een ander moment wel lukte. Ook andere activiteiten van de mond kunnen problemen geven zoals eten, drinken, blazen en zuigen.
Het niet of slecht spreken leidt tot problemen in de communicatie: het kind kan niet duidelijk maken wat het wil en wordt niet begrepen door zijn omgeving. Kinderen met deze problemen hebben deskundige hulp nodig, want het gaat om een stoornis die zich niet vanzelf herstelt.
Wat doet de logopedist?
De logopedist onderzoekt de spraak en de mondmotoriek van het kind, observeert het eten en drinken en stelt een diagnose. Nader onderzoek door een medisch specialist kan nodig zijn.
De logopedische therapie is gericht op het leren aansturen van de spraakbewegingen. Er wordt geoefend om bewegingen van de tong, lippen, kaken en het gehemelte nauwkeurig te maken. Op een speelse manier worden spraakklanken apart geoefend, gekoppeld aan symbolen en/of gebaren. De oefeningen worden steeds moeilijker: eerst dezelfde klank achterelkaar oefenen, dan afgewisseld met een andere klank, dan meer dan twee klanken afwisselen enzovoorts. Het kind wordt hierdoor vaardiger in het sturen van de bewegingen van de mond. Dit lukt niet met een paar keer oefenen, maar vereist een geregelde en consequente training, ook thuis.
De duur en resultaten van de logopedische therapie zijn afhankelijk van de ernst van de uitspraakproblemen en van het tijdstip waarop de therapie begonnen is. De therapie kan al op zeer jonge leeftijd (twee á drie jaar) starten.
Vertraagde spraakontwikkeling
Wat is het?
Men spreekt van een vertraagde spraakontwikkeling als de spraak van het kind duidelijk achterblijft bij die van leeftijdgenootjes. Jonge kinderen spreken de woorden meest al onvolledig uit. Bijvoorbeeld ‘toe’ voor ‘stoel’ of ‘ba’ voor ‘bal’.
Sommige kinderen blijven langer dan normaal uitspraakfouten maken. Dit kan de verstaanbaarheid zodanig beïnvloeden dat het kind zich soms niet duidelijk kan maken. Een kind van vijf jaar kan de meeste klanken goed uitspreken. Een vertraagde spraakontwikkeling gaat vaak samen met een vertraagde taalontwikkeling, maar dit is zeker niet altijd zo. Soms is de oorzaak van de slechte verstaanbaarheid een verbale ontwikkelingsdyspraxie.
Een vertraagde spraakontwikkeling kan op verschillende manieren veroorzaakt worden. Er zijn bijvoorbeeld afwijkingen in tong, lippen en/of gehemelte. Neurologische letsels, een verminderd gehoor of een verstandelijke handicap kunnen de spraakontwikkeling belemmeren. Het gebeurt vaak dat er geen duidelijke oorzaak gevonden wordt voor de vertraagde spraakontwikkeling. Gewoonlijk zijn het de ouders of verzorgers die zich op een bepaald moment ongerust maken over het spreken van hun kind; advies van een logopedist is dan zeker op zijn plaats. Als het kind zich gaat terugtrekken omdat het niet begrepen wordt, moet eveneens deskundige hulp ingeroepen worden.
Wat doet de logopedist?
De logopedist zal nagaan welke stoornissen het spreken van het kind beïnvloeden. Soms is daarbij onderzoek door een kinderarts of KNO-arts nodig. De logopedische behandeling kan indirect of direct zijn. Bij een indirecte therapie instrueert en begeleidt de logopedist de ouders of verzorgers in de manier waarop ze het kind bij het spreken kunnen stimuleren. Bij de directe logopedische behandeling staat de wisselwerking tussen kind en logopedist centraal. De logopedist heeft verschillende methodes ter beschikking waarbij op een speelse manier met het kind wordt geoefend. Er worden luisteroefeningen waarbij het kind leert minimale verschillen tussen woorden te onderscheiden. Het zelf correct uitspreken van voor het kind moeilijke klanken en klankcombinaties wordt eveneens geoefend.